Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daartoe sloeg Jehu al de overgeblevenen van het huis van Achab te Jizreel, en al zijn [22]groten, en zijn [23]bekenden, en zijn priesteren; totdat hij hem geen overigen liet overblijven. 22. Zonder twijfel, die door Achab groot en vermogend geworden waren in staat, rijkdom en naam. 23. Of, bloedverwanten; gelijk Ruth 2:1.